Vruchtbaarheidsbewustzijn

Vruchtbaarheidsbewustzijn

Picavet (2008)

Charles Picavet et.al,

Anticonceptiekeuze. Achtergrond en uitkomst van anticonceptiegebruik

Rutgers Nisso Groep, mei 2008

De Nederlandse Rutgers-Nissogroep hield het voorbije jaar een internetstudie bij 1265 vrouwen om te kijken naar de redenen van keuze en de uitkomsten van gebruik van specifieke geboorteregelingsmethoden.
Voor de keuze blijkt dat de ouders en de school vooral genoemd worden door pilgebruiksters en de school ook door condoomgebruiksters. De (huis)arts is degene bij
wie de meeste vrouwen hun informatie over anticonceptie halen. Dit geldt minder voor NFP-gebruikers. In dit onderzoek is ook naar andere bronnen gekeken. Bij NFP blijkt de partner relatief vaak advies te geven. Opvallend is ook dat de verloskundige relatief veel informatie heeft gegeven aan vrouwen, van wie de partner is gesteriliseerd en die NFP gebruiken.
Vrouwen die hebben gekozen voor sterilisatie van de man, NFP en in mindere mate condooms vinden de betrokkenheid van de partner erg belangrijk. Tot slot is ook gevraagd naar de mate waarin de vrouwen met hun partners communiceren over de methode, hun ervaringen en eventuele angst voor zwangerschap. Het blijkt dat pilgebruiksters weinig met hun partners communiceren, terwijl gebruiksters van NFP juist veel communiceren.

Het blijkt dat huisartsen vooral informatie geven over effectiviteit. Over andere methoden wordt weinig informatie gegeven,
vooral aan pilgebruiksters. Door geen informatie te geven heeft de arts uiteraard invloed op de keuze die wordt gemaakt. De kans is daardoor groter dat er wordt gekozen voor de meest bekende methode, namelijk de pil. Bij 10% van de vrouwen had de huisarts ook directe invloed op de keuze. Zij zijn aan de hand van de informatie of de adviezen van de arts een andere methode gaan
gebruiken dan zij vooraf hadden bedacht. Bijvoorbeeld doordat de huisarts hen op een andere
methode wees of aangaf dat de gekozen methode geen goed idee was in de gegeven omstandigheden.

De pil en het condoom zijn de meest gebruikte anticonceptiemethoden. Dit blijken ook de methoden te zijn met de minst positieve uitkomsten.
• Nieuwere vormen van anticonceptie hebben betere uitkomsten, vooral het hormoonspiraal. Het implantaat heeft juist weinig positieve uitkomsten als je dat vergelijkt met de andere lange-termijnmethodes. Gebruiksters van de ring doen het beter dan pilgebruiksters, maar niet zo goed als de meeste langetermijnalternatieven.
• Jonge vrouwen en vrouwen die minder zelfvertrouwen hebben in het maken van een goede
anticonceptiekeuze lopen meer risico op een negatieve uitkomst en daarmee op ongewenste zwangerschap.
• De huisarts zou meer informatie kunnen en moeten geven over alternatieven voor de pil en
het condoom en de voor- en nadelen van de verschillende opties.
• Betere begeleiding bij het maken van een anticonceptiekeuze kan leiden tot meer gebruik van alternatieve methoden. Omdat deze alternatieven vaak ook minder gevoelig zijn voor gebruikersfouten zou daarmee het aantal ongewenste zwangerschappen teruggedrongen
kunnen worden.

De drie laatste conclusies kunnen wij volledig onderschrijven.

Schuiven naar boven