Vruchtbaarheidsbewustzijn

Vruchtbaarheidsbewustzijn

Brosens (2006)

Ivo Brosens, MD, PhD Professor et al.

Leuven institute for Fertility and embryology Leuven Belgium

Sexuality, Reproduction & Menopause Vol. 4, N° 1, May 2006

Vulvaire mucusveranderingen laten toe om een onderscheid te maken tussen vruchtbare, minder vruchtbare en onvruchtbare dagen van de menstruele cyclus. Recente epidemiologische studies hebben aangetoond dat het normale vruchtbaarheidsvenster, gedefinieerd als pre- en peri-ovulatoire dagen met een kans op zwangerschap van 5% of méér, bij vruchtbare vrouwen zes dagen duurt. De vulvaire observaties correleren nauwkeurig met de probabiliteit van de zwangerschap, die 30-40% kan bereiken op de dag waarop het mucus optimaal is. Daarentegen op de “droge” dagen is de kans op zwangerschap quasi nul. Epidemiologische studies hebben het belang van de methode, o.a. bij verminderde mannelijke vruchtbaarheid, aangetoond. Een prospectieve cohortstudie toonde dat met gebruik van de mucusmethode de cumulatieve probabiliteit van zwangerschap na 6 en 12 maanden respectievelijk 81% en 92% bedraagt. Vruchtbaarheidsbewustzijn kan dus nuttig zijn voor elk paar dat een zwangerschap plant of zich zorgen maakt over het uitblijven van een zwangerschap. De symptothermale methode verschaft bovendien vroeg-tijdig informatie over reproductieve functies, zoals cervicale mucusvorming en ovulatie. Er zijn voldoende argumenten om te pleiten voor een integratie van de methoden van actief vruchtbaarheidsbewustzijn in de moderne seksuele opvoeding ter bevordering van de kwaliteit van de voortplanting.

Het is echter méér dan waarschijnlijk dat koppels vaak hun natuurlijke vruchtbaarheid onderschatten, met als gevolg dat bij uitblijven van een zwangerschap de vraag naar medicalisering zoals IVF of ICSI (in vitro fertilisatie of intracytoplasmatische sperma injectie) gesteld wordt. Eén van de redenen is wellicht dat het begrip vruchtbaarheid gehanteerd wordt alsof een koppel vruchtbaar of onvruchtbaar is. De vruchtbaarheid van een koppel is zeer relatief en tijdsgebonden. Tijdens de menstruele cyclus is de vrouw de meeste dagen zo goed als onvruchtbaar, een zestal dagen vruchtbaar met slechts één dag of hooguit twee dagen ‘hoog-vruchtbaar’. Dit patroon van vruchtbaarheid verloopt bij de meeste vrouwen vrijwel onbewust, hoewel met natuurlijke methoden de vruchtbare dagen met de graad van vruchtbaarheid kunnen herkend worden.
Het was de bedoeling van de Leuvense groep een bondig overzicht te geven van de recente wetenschappelijke studies in verband met vruchtbaarheidsbewustzijn en na te gaan in welke mate actief vruchtbaarheidsbewustzijn nuttig is bij kinderwens en welke informatie kan gegeven worden aan koppels die zich zorgen maken over hun vruchtbaarheid.
Deze informatie is samen te vatten in 3 stellingen:
– De slijmsecretie is een nauwkeurige marker, die toelaat zowel het vruchtbaarheidsvenster als de dagspecifieke probabiliteit van conceptie in de loop van de cyclus te voorspellen. Dit kon worden afgeleid uit een recente prospectieve Italiaanse studie gebaseerd op 2755 cycli bij 193 vrouwen waar de probabiliteit van zwangerschap 0.003 was op de dagen zonder merkbare slijmafscheiding en steeg tot 0.29 op de dagen waarop het meest vruchtbaar-type slijm door de vrouw werd waargenomen. Onafhankelijk van de timing van coïtus tijdens de cyclus, is de probabiliteit op conceptie praktisch nul, wanneer er geen slijmsecretie wordt waargenomen. Daarentegen is de probabiliteit omzeggens 30% op de dag met het meest vruchtbaar type slijm. (1)
– Er zijn aanduidingen dat wanneer coïtus gericht wordt naar de slijmpiekdag, de kans op zwangerschap toeneemt bij koppels met onverklaarde infertiliteit.
– De informatie bekomen door methoden van vruchtbaarheidsbewustzijn laten toe het verder onderzoek aan te passen aan het specifieke koppel, om als dusdanig over- en onderbehandeling te vermijden.

(1). Scarpa B, Dunson DB, Colombo B. Cervical mucus secretions on the day of intercourse: An accurate marker of highly fertile days. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2005;125:72-8.

Schuiven naar boven