Faes (2016)
E. Faes, J. Van de Walle en Y. Jacquemyn
‘Fertility awareness’-methoden: oud nieuws?
Tijdschrift voor Geneeskunde, 2016,72/2: 88-95
In dit themanummer van het Vlaams Tijdschrift voor Geneeskunde gaan de auteurs in op fertility awareness-methoden(FAM’s) als contraceptie. Ze stellen vast dat deze ‘natuurlijke’ methoden in het aanbod veelal vergeten worden. Als de vraag naar niet-hormonale contraceptie wordt gesteld, blijft het antwoord mogelijk beperkt tot het koperspiraal en het condoom. De verschillende bronnen die artsen raadplegen, laten meestal na deze FAM’s te vermelden. De laatste uitgave van het ’Medical Eligibility Criteria Wheel for Contraceptive Use’ van de WHO laat na om bij een bepaalde medische aandoening natuurlijke methoden als optie te vermelden, terwijl ze wél vermeld worden in het volledige handboek. Op thuisarts.nl van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) worden wel ’weinig betrouwbare methoden’ vermeld, terwijl het Vlaamse Domus Medica enkel richtlijnen over hormonale anticonceptie geeft. De auteurs stellen vast dat de beperkte informatie het risico inhoudt dat artsen, verpleegkundigen en vroedvrouwen weinig tot zelfs niet vertrouwd zijn met FAM’s.
Daarop geven de auteurs een basisinzicht in de fysiologische achtergrond en het fertiele venster met de huidige wetenschappelijke kennis en evidentie. Ze stellen dat de kennis van de eigen vruchtbaarheid gebruikt kan worden om zowel een zwangerschap bewust te vermijden als om een kinderwens te vervullen, maar gaan hier verder in op het contraceptieve aspect van de FAM’s. Wel wordt verwezen naar een recent artikel van Thijssen et al. rond zwangerschapswens, dat ook eerder in ’t Periodiekje’ besproken werd.
Hierop volgt een korte beschrijving van de verschillende FAM’s die vandaag het meest gekend zijn, met telkens de vermelding van de betrouwbaarheid. Eerst wordt verwezen naar de kalendermethode, die met de ‘Standard Days Method’ (SDM) een hedendaagse vorm gekregen heeft met een doeltreffendheid (faalcijfer) van 4,8% bij perfect gebruik, 12% bij typisch gebruik. De auteurs vergelijken deze cijfers met de pil met een faalcijfer van 0,3% resp. 9%. Daarna wordt de temperatuurmethode besproken: perfect gebruik 1%; andere gegevens zijn niet bekend. Deze methode kent een lange pre-ovulatoire onthoudingsperiode. Dit heeft geleid tot het ontwikkelen van gecombineerde methoden. Vervolgens worden de cervicale mucusmethoden beschreven. Billings: faalcijfer bij perfect gebruik 0,5%, typisch gebruik 10,5% tot 22,3%; Creighton Model, 0,5% resp. 17,1% en de Two Days Method 3,5% resp. 13,7%.
Een nieuw gegeven dat tot op heden geen onderdeel uitmaakt van FAM’s is ‘het pupilteken’, onderzocht door prof.dr. Brosens. Dit zou een antwoord kunnen bieden op de overschatting van het fertiele venster door middel van observatie van het cervicale mucussymptoom. Ten slotte worden de sympto-thermale methoden vermeld. Hier wordt meer specifiek de methode Sensiplan voorgesteld. Naast de betrouwbaarheid van andere sympto-thermale methoden met typisch gebruik tussen 0,2% en 20%, geeft Sensiplan voor typisch gebruik 1,8% aan.
Cyclusmonitoren worden kort vermeld, maar tot op heden is er volgens de auteurs nog geen apparaat op de markt dat een hogere betrouwbaarheid biedt dan de klassieke FAM’s.
In de bespreking wijzen de auteurs op het feit dat de literatuur over FAM’s gekenmerkt wordt door veel beschrijvende in plaats van vergelijkende en/of gerandomiseerde onderzoeken. Idealiter zou een gerandomiseerde studie van een FAM met bijvoorbeeld orale anticonceptie of van twee verschillende FAM’s onderzocht kunnen worden. In ieder geval blijkt het voor de gezondheidswerkers in deze periode van cijfermatige informatie en evidence-based medicine moeilijk om een concreet advies over FAM’s aan te bieden. Toch menen de auteurs dat iedereen die begaan is met anticonceptieve counseling zich blijvend moet informeren over de bestaande methoden zodat de anticonceptieraadpleging zich niet beperkt tot de alom bekende klassiekers zoals de pil, het spiraal, het condoom en sterilisatie.
Commentaar
Dit artikel is voor de Vlaamse context belangrijk, omdat het hier gaat om een themanummer dat artsen hopelijk vaker zullen raadplegen, als zij anticonceptieadvies moeten geven. Wie de cijfers leest, kan moeilijk de kwaliteit en het potentieel van Sensiplan ontkennen, zeker als dat vergeleken wordt met de bekende cijfers van de pil. In deze tijd van evidence-based medicine verwachten we inderdaad meer vergelijkbaar cijfermateriaal. Gerandomiseerde onderzoeken lijken ons weinig realistisch, omdat het gebruik van FAM’s, evenals dat van andere anticonceptiva, veel te maken hebben met de motivatie van de vrouw of het paar. Iemand die gemotiveerd is om een pil te slikken en blind wordt gestuurd naar bv. Sensiplan zal uiteraard slechter scoren, dan iemand die deze methode net wél wil, en vice versa. Wel zou bijvoorbeeld een vergelijkende studie kunnen worden uitgevoerd, waarbij de faalcijfers van gemotiveerde mensen in beide groepen worden vergeleken. Maar wie dat wil financieren is natuurlijk een andere zaak.