Werking van de fertiliteitscentra
Voorwaarden van de vruchtbaarheidscentra [1]
- Sinds het KB 15/2/1999 moet de structuur van hospitalen voldoen aan strenge normen: een “geïntegreerde aanpak” van vruchtbaarheidsproblemen:
- Informatie, doeltreffendheid, psychologische ondersteuning, continue zorgen, verzamelen van gegevens…, infrastructuur (lokalen, uitrusting).
- Gespecialiseerde medewerkers: artsen gespecialiseerd in vruchtbaarheid; verpleging; biologen; psycholoog/psychiater.
- Samenwerking: endocrinoloog, geneticus en uroloog, als externe artsen
Lijkt het niet logisch als tussenschakel een gesprek met de eerstelijnsarts (omnipracticus en gynaecoloog) en het kennisnemen van het fertiele venster via Sensiplan met de hulp van consulenten aan te bieden? Sensiplan is immers een methode die koppels opleidt tot persoonlijke deskundigheid in het eigen cyclusgebeuren en verhoogt de zelfredzaamheid van het koppel. Het feit dat de consulent op langere termijn een dialoog over het cyclusgebeuren op gang brengt – wat een positieve invloed heeft op de verwerking van het fertiliteitsprobleem door het koppel – is een fundamentele eerste stap in de psychosociale begeleiding.
Patiënten
Voor het koppel gaat een vruchtbaarheidsbehandeling vaak samen met veel emoties en relationele spanningen:
- Emoties: diagnose is een thraumatisme, “ik kom tekort …”, verlies van zelfvertrouwen, identiteitscrisis, schuld…
- Spanningen in het leven van het koppel, ook het seksleven.
– De behandeling: ‘roller coaster’
– De relaties: druk van buiten uit, het leven draait rond de cyclus.
- Combineren van behandeling en werk.
- In fine… Niet alle patiënten kunnen geholpen worden
Deze stoppen met de behandeling en starten dan pas de verwerking….
Het feit dat de patiënten kennis nemen van het vruchtbare venster geeft hen de verantwoordelijkheid zelf in handen om hiervan gebruik te maken en bevordert de dialoog tussen de partners. In geval van infertiliteit is de dialoog alvast opgestart en werd een aanzet gegeven voor psychische begeleiding. Een onmondige vrouw moet immers voortdurend een beroep doen op een arbeidsintensieve technologische bijstand, wat met Sensiplan vermeden kan worden.
Infertiliteit zonder bewezen etiologie
Indien geen enkele etiologie kan bewezen worden: In dat geval stelt de ploeg in eerste instantie een simpele en de minst belastende behandeling voor:
- Stimuleren van de eisprong,
- opvolging van de follikels
- en ook het vastleggen van de contacten: 3 tot 6 maanden.
In geval van mislukking: een meer invasieve techniek die meer slaagkans vertegenwoordigt maar ook meer risico’s en meer contraintes voor de vrouw: Intra uteriene inseminatie, in vitro fertilisatie.
De hier aangehaalde “minst belastende behandeling”, met name het stimuleren van de eisprong betekent samen met de invasieve behandelingen een farmaca-gonadotrofinegebruik voor 37 980 behandelingen.
In elk geval als de helft voor niet-IVF-indicaties wordt gebruikt, vertegenwoordigt dit nog steeds een 20 miljoen IU [2].
“Fertility awareness [sensiplan® n.v.d.r.] not only maximize the chances for spontaneous and expeditious conception but also provide information on reproductive functions, which can be used to tailor further management to the individual couple, thereby preventing both under- and over-treatment.” [3]
Sensiplan als enige echte eerste minst belastende behandeling is een werkelijke therapie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het fertiele venster om gericht coïtus te hebben. Aldus beantwoordt Sensiplan aan het objectief criterium dat EBM de noodzaak voor verdere behandeling moet kunnen aantonen. Het geeft aan het koppel (de vrouw) een inzicht dat kan leiden tot geëngageerde medewerking met behandelingen door haar gedegen kennis van de eigen cyclus en het fertiele venster. Tevens worden bekende verwikkelingen van stimulatie van de eisprong enz. vermeden, samen met het juiste gebruik van de onderzoeken en de kosten daaraan verbonden, vooral indien later de eisprong echografisch moet worden gedocumenteerd of klinische biologie met juiste timing moet worden uitgevoerd.
[1] Uit de persconferentie van professoren Thomas D’Hooghe en Annick Delvigne, 29 juni 2009
[2] Berekening op basis van de toespraak M.Moens VWRG-VVOG; 23.04.2004
[3] Brosens et al (2006) Sexuality, Reproduction & Menopause 4, 13-16