Algera E. (2023)
Ellen Algera
Knowing (with) the body: Sensory knowing in contraceptive self‐tracking
Kennen (met) het lichaam: zintuiglijk weten bij anticonceptie-zelftracking
Hoewel zelftrackingsoftwareapplicaties (apps) voor smartphones om zwangerschap te voorkomen algemeen beschikbaar zijn geworden, blijven empirische studies over deze technologieën schaars. Onderzoek naar reproductieve zelfregistratie-apps, zoals het volgen van de menstruatiecyclus of het bereiken van een zwangerschap, heeft zich grotendeels gericht op het ontwerp van apps, inbreuken op de privacy en de manier waarop deze apps op de markt worden gebracht. Kritiek beweert dat de apps tot zelfvervreemding van de gebruiker leiden omdat ze een hiërarchische tegenstelling versterken tussen ‘objectieve’ numerieke gegevens en belichaamde, geleefde ervaringen.
Algera legde in haar analyse de nadruk op de manier waarop gebruikers gegevens relateren aan ervarin
gen en ervaringen aan gegevens, waardoor kennis ontstaat over hun eigen geleefde hormonale fysiologie. Het gaat dan niet alleen om de gekende fysiologische gegevens zoals de hormonale werking, maar ook om het dagelijks leven dat een invloed heeft, zoals persoonlijk gedrag, voeding, slaap, stress en andere factoren.
Aan de hand van diepte-interviews ging ze aan de slag met 15 deelnemers tussen 24 en 36 jaar, waarvan de meeste hoger opgeleide Nederlanders waren. De steekproefmethode leverde een groep zeer betrokken self-trackers op. De interviews duurden tussen 33 en 114 minuten (mediaan 52 minuten) en concentreerden zich op de dagelijkse zelfregistratiepraktijken van gebruikers. De interviews waren semi-gestructureerd, waardoor andere onderwerpen aan de orde konden komen die verband hielden met hun anticonceptie-trackingpraktijken.
Uit de interviews en uit de analyse van digitale dagboeken werden vijf technieken geïdentificeerd om het lichaam te kennen.
De meest voor de hand liggende manier waarop numerieke gegevens en belichaamde ervaringen samenkomen, is een visualisatie van de menstruatiecyclus. Gebruikers koppelen ovulatie en menstruatie aan temperatuurveranderingen en aan gerelateerde ervaringen of observaties zoals het cervixslijm. Deze veranderingen worden gekoppeld aan de hormonale cyclus, waarbij hun lichaam dus als actief wordt beschouwd. Gebruikers construeren dus samen met hun apps cycluspatronen, waardoor metingen en ervaringen worden vertaald in ‘tekens’ die aangeven dat fysiologische processen in het lichaam plaatsvinden.
Vervolgens identificeren gebruikers welke gedrags- of omgevingsfactoren een rol spelen door factoren aan te passen die hun cyclus kunnen beïnvloeden. Bij het experimenteren veronderstellen gebruikers eerst invloedsrelaties en verwachten of voorspellen vervolgens, op basis van hun cycluspatronen, bepaalde resultaten. Zo kunnen ze al dan niet hypothesen bevestigen die hun try-and-see-experimenten inspireerden.
Ten derde is het intiem monitoren ook een ‘voeltechniek’, waardoor de vrouwen hun lichaam en zijn reacties beter kunnen begrijpen en een plaats geven.
Ten vierde beschrijven app-gebruikers die actief zijn in online communities sociale media als belangrijk voor het begrijpen van hun lichaam. Deze communities fungeren als leerruimtes waar gebruikers elkaar ondersteunen, bijvoorbeeld door het verstrekken van algemene informatie over gebruikte apps, devices of FAM’s, tips om aan de slag te gaan, boekensuggesties en verwijzingen naar relevante wetenschappelijke onderzoeken. Sommige grafieken kunnen de perimenopauze, een postpartumperiode of een menstruatiestoornis, zoals PCOS, weerspiegelen. Als zodanig begrijpen gebruikers lichamen als divers en individueel, terwijl ze tegelijkertijd allemaal het feit delen dat hun lichaam en hun cycli op de een of andere manier verschillend kunnen zijn.
Tenslotte blijkt de manier waarop gebruikers de soorten gegevens die ze verzamelen vergelijken, bevorderlijk voor het nadenken over en het controleren van de functie van een app. Soms accepteren ze de interpretatie van hun cyclus door de apps in de context van andere gegevens en ervaringen, terwijl andere keren de functies, werking of het ontwerp van een app worden afgewezen als onbetrouwbaar of niet geschikt.
Door te focussen op zintuiglijk inzicht toont de auteur dat gebruikers de betekenis van hun praktijken niet hoofdzakelijk zien in termen van zelfmanagement en gezondheidsoptimalisatie, maar in termen van afstemming en bewustzijn van het lichaam. Zelfonderzoek voor anticonceptie is dus niet zozeer een manier om het voortplantingslichaam te objectiveren, te kwantificeren en/of te controleren, maar eerder om te voelen, bewust te zijn en te weten mét het lichaam.
Commentaar
Ellen Algera wijst terecht op de verschillende elementen die gemotiveerde app-gebruikers in hun leven met FAM’s verwerken. Dit is meteen ook de sterkte en zinvolheid van deze studie. Dat wijst ook op het belang om een methode als Sensiplan liefst bij een erkend consulent te leren. Wat de betrouwbaarheid betreft hangt daar immers veel van af.
Wel moeten we vaststellen dat het hier gaat om sterk gemotiveerde vrouwen, die beseffen wat ze willen en dat ze zelf hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. De dagelijkse realiteit van wellicht de meeste apps-gebruikers is echter heel anders en wordt sterk beïnvloed door het idee, dat in de voorbije decennia ingeslopen is, dat seks alleen leuk is en moet kunnen wanneer jij dat wenst. Van de apps verwacht men dan enkel dat ze zo weinig mogelijk vruchtbare dagen aangeven, zodat je geen hormonen meer moet slikken. Het zal een hele opvoeding – van jongs af aan – vereisen om opnieuw een gezonde mentaliteit te creëren, waarbinnen degelijke apps vrouwen écht ondersteunen zoals Algera heeft aangegeven.